
Schade in diepe grijze stof kernen hangt samen met lichamelijke achteruitgang in MS
Deze studie onderzoekt het verlies van grijze stofDe gebieden in de hersenen die met zenuwcellen gevuld zijn. Deze gebieden zien er grijs uit als je de hersenen doorsnijdt en bekijkt. Meer... volume in MS en het verband met lichamelijke klachten. Het zogenaamde “krimpen” van de grijze stofEen in de biochemie vóórkomende natuurlijke en scherp te onderkennen en te beschrijven chemische stof, bijvoorbeeld het aminozuur alanine (C3NO2H8), glucose (C6O6H12) als bestanddeel van glycogeen enz. enz. Meer... hangt samen met progressie in de verschillende vormen van MS.
In deze multicenter studie is onderzocht of krimp van specifieke hersengebieden fysieke klachten in MS veroorzaakt. In 2 jaar tijd krimpen diepe grijze stof kernen het meest in vergelijking met de andere grijze stof gebieden. Deze diepe grijze stof kernen zijn ook de meest belangrijke veroorzaker van de fysieke achteruitgang.
Het krimpen van de grijze stof hangt samen met de progressie van MS. Het volume van de grijze stof kan gemeten worden met MRI en uit weefsel onderzoek is gebleken dat de krimp ervan samenhangt met neuronale en axonale schade.
Er zijn aanwijzingen dat sommige hersengebieden meer krimpen dan andere hersengebieden. In deze studie is onderzocht welke gebieden in 2 jaar tijd het meest krimpen en of juist die gebieden belangrijk zijn voor het veroorzaken van fysieke klachten van de participanten.
Verder is onderzocht of het volume van grijze stof gebieden aan het begin van de studie voorspelde hoe snel de gebieden zouden krimpen in de opeenvolgende 2 jaar.
In totaal deden er 1471 mensen mee aan deze studie. Daarvan hadden er 1214 MS: 253 mensen met CISClinically Isolated Syndrome (CIS) is een eerste episode van neurologische symptomen veroorzaakt door ontsteking en demyelinisatie in het centrale zenuwstelsel. De episode, die per definitie ten minste 24 uur moet duren, is kenmerkend voor multiple sclerose, maar voldoet nog niet aan de criteria voor een diagnose van MS, omdat mensen die een CIS ervaren al dan niet doorgaan met het ontwikkelen van MS. Meer..., 708 met RRMSRelapsing Remitting Multiple Sclerose (RRMS) is een vorm van MS, waarbij perioden met klachten worden afgewisseld door perioden van geheel of gedeeltelijk herstel. Meer..., 128 met SPMSSecundair Progressieve MS (SPMS) Vorm van MS waarin (bijna) geen aanvallen meer voorkomen, maar lichaamsfuncties wél beschadigd kunnen raken. Meer... en 125 mensen met PPMSPrimair Progressieve MS (PPMS) is de minst voorkomende vorm van multiple sclerose (MS). Deze vorm komt bij maar vijf procent van de mensen met MS voor. Bij PPMS is je ruggenmerg aangetast en merk je direct vanaf het begin achteruitgang: beide benen verstijven en verzwakken. Ook merk je dat de kracht in je benen steeds minder wordt. Opvallend is dat PPMS geen aanvallen kent. De eerste symptomen ervaar je vaak pas na je veertigste. Meer.... De overige 203 deelnemers waren gezonde controle personen.
Met MRI werd van iedereen het grijze stof volume werd gemeten van verschillende hersengebieden in de hersenschors en van diepe grijze stof kernen gemeten. Na ongeveer 2 jaar gebeurde dit opnieuw om vast te stellen hoeveel de grijze stof gebieden waren gekrompen.
Resultaten
De resultaten van de studie laten zien dat verschillende hersengebieden krimp laten zien in MS ten opzichte van controles.
In SPMS waren de volumes van grijze stof gebieden het lager dan bij mensen met CIS, RRMS en PPMS. Het krimpen van de temporale cortexhersenschors. Meer..., een gebied gelegen achter de slapen, gebeurt sneller in SPMS dan in RRMS.
Van alle gebieden krompen de diepe grijze stof kernen het meest en waren het ook deze kernen die gerelateerd waren aan verergering van lichamelijke klachten in 2 jaar tijd. Hoe snel de diepe grijze stof kernen krompen verschilde niet tussen RRMS, SPMS en PPMS. Gemiddeld genomen vergrootte kleinere diepe grijze stof kernen de kans dat lichamelijke klachten zich voordeden in de volgende 2 jaar tijd.
Bron: Eshaghi A, Prados F, Brownlee WJ, Altmann DR, Tur C, Cardoso MJ, De Angelis F, van de Pavert SH, Cawley N, De Stefano N, Stromillo ML, Battaglini M, Ruggieri S, Gasperini C, Filippi M, Rocca MA, Rovira A, Sastre-Garriga J, Vrenken H, Leurs CE, Killestein J, Pirpamer L, Enzinger C, Ourselin S, Wheeler-Kingshott CAMG, Chard D, Thompson AJ, Alexander DC, Barkhof F, Ciccarelli O; MAGNIMS studygroup.
Ann Neurol. 2018 Feb;83(2), PMCID: PMC5838522
Samenvatting: www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/29331092
Dit bericht heeft 0 reacties