Mensen met MS die Avonex gebruikten hadden minder last van reacties op de spuitplek en wisselden niet zo vaak van therapie als mensen die andere medicijnen tegen MS gebruikten. Zwitserse onderzoekers komen tot die conclusie.

Interferonmedicijnen (IF) en glatimeeracetaat (Copaxon) moet je toedienen door onderhuidse injecties (subcutaan, afgekort SC) of injectie in de spieren (intramusculair, afgekort IM)

Patiënten met MS melden vaak vervelende reacties op de plek van de injectie als reden om af te wijken van de voorgeschreven behandeling of eventueel zelfs om van medicijn te veranderen.

Zwitserse onderzoekers berekenden in hoeverre patiënten die verschillende soorten IFN bèta of GA gebruikten last hadden van de spuitplekken en hoeveel mensen daarom overgingen op andere medicatie of onregelmatigheden kregen met de behandeling.

Aan het ‘Zwitserse MS Huidproject’ namen verschillende centra deel.

Patiënten met MS of met een eenmalig optreden van MS-verschijnselen die tenminste twee jaar de zelfde therapie gebruikten namen deel aan de studie.
De onderzoekers bekeken de huid bij het eerste bezoek en een jaar later.

De 412 patiënten die deelnamen aan de studie gebruikten tenminste twee jaar lang een van de vier immuunmedicaties: 82 gebruikten Avonex (IM), 123 Betaferon , 184 Rebif (SC) en 23 Copaxone (SC).

Bij de eerste evaluatie zagen de onderzoekers veel minder spuitreacties bij patiënten die Avonex gebruikten (13,4%) dan bij Betaferon (57,7%) en Rebif (67,9%) Met Copaxone konden zij, waarschijnlijk door het geringe aantal deelnemers, geen statistisch verantwoord verschil aantonen.

Geen van de patiënten die Avonex gebruikten miste in de voorafgaande weken een dosis door reactie op de spuitplek, vergeleken met 5,7% van de patiënten die Betaferon gebruikten en 7,1% van de patiënten die Rebif gebruikten. Van de patiënten die Copaxone gebruikten was dit bij twee mensen het geval.

Voornaamste reden voor het wisselen van therapie of het stoppen met de therapie was de reactie op de spuitplek of een gebrek aan werkzaamheid.

Bij evaluatie een jaar later bleken de bevindingen nog steeds te kloppen.

Bron: Beer K, Müller M, Hew-Winzeler AM, Bont A, Maire P, You X, Foulds P, Mårlind J, Curtius D.- Private practice, Obere Bahnhofstrasse, CH 9500, Wil, Switzerland.
BMC Neurology 2011 Nov 10;11:144.

Samenvatting