Italiaanse onderzoeksresultaten wijzen uit dat CCSVI niet een laat bijverschijnsel van MS is en niet in verband staat met invaliditeit.

Chronische cerebrospinale veneuze insufficiëntie (CCSVI) zou een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van MS, maar recente gegevens omtrent vroege stadia van de ziekte hebben deze theorie niet bevestigd.
CCSVI zou echter wel een laat bijverschijnsel van MS kunnen zijn of misschien in verband staan met toenemende invaliditeit.

Daarom deed een groep Italiaanse neurologen onderzoek naar het voorkomen van CCSVI bij primair progressieve (PP) en secundair progressieve (SP) MS, om op te helderen of CCSVI karakteristiek is voor de progressieve vormen van deze ziekte.

Dit dwarsdoorsnede-onderzoek deden zij bij in totaal 35 mensen met SP-MS, 25 met PP-MS en een controlegroep van 60 mensen (Normal Controls, NC) van wie leeftijd en sekse overeenkwamen met die van de onderzoekspopulatie.
De onderzoekers pasten zogeheten extracraniale en transcraniale hoge-resolutie veneuze echo kleuren Doppler sonografie (ECDS-TCDS) toe bij alle leden van de onderzoekspopulatie en van de controlegroep.

De mensen met MS bij wie dit ultrageluidsonderzoek een afwijkende uitslag gaf, kregen het verzoek selectief nader aderonderzoek (venografie) te ondergaan.
De mensen met PP-MS (11 vrouwen, 14 mannen, gemiddeld 47 jaar oud, ± 11 jaar) hadden een ziekteduur van 11 ± 7 jaar en een EDSS-score van 6.0 ± 0.5.

De mensen met SP-MS (22 vrouwen, 13 mannen, gemiddeld 45 jaar, ± 15.5 jaar) hadden een ziekteduur van 18 ± 14 jaar en een EDDS-score van 6.0 ± 0.8. De TCDS was bij allen in beide groepen normaal.

De ECDS liet een of meer abnormale uitslagen zien bij 15% van de mensen met SP-MS, bij 8% van degenen met PP-MS en bij 23.3% van de mensen in de controlegroep. Statistisch was geen verschil tussen de groepen aantoonbaar.

Niemand in de controlegroep voldeed aan de maatstaven voor CCSVI. Wel was dit het geval bij 4 mensen (6.7%) met MS, van wie er 3 SP-MS hadden en 1 PP-MS.
De venografie, uitgevoerd bij 6 van 9 mensen, was afwijkend bij slechts één persoon die tweezijdige interne halsadervernauwing had.

Bron: Baracchini C, Perini P, Causin F, Calabrese M, Rinaldi F, Gallo P. – Department of Neuroscience, University of Padua, Padova, Italy
Neurology. 2011 Aug 30;77(9):844-50. Epub 2011 Aug 17.

Samenvatting