De vernauwingen in de halsaders die tot de diagnose chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie (CCSVI) leiden blijken een natuurlijk beloop te hebben en kunnen dus veranderen in de tijd. Eens te meer reden om vernauwde halsaders niet te dotteren, een ingrijpende behandeling.
Eind 2009 kwam de Italiaanse vaatchirurg Paolo Zamboni met een revolutionaire theorie. MS zou niet ontstaan door een ontregeling van het immuunsysteem, maar door CCSVI. Bij CCSVI is sprake van vernauwde aders in hals en hersenen waardoor het bloed langzamer terugstroomt naar het hart of zelfs terugstroomt de hersenen in, hetgeen ijzerstapeling en zo ontstekingen in het hersenweefsel zou veroorzaken. De behandeling bestaat volgens Zamboni uit het dotteren van de vernauwde aders, de zogenoemde Liberation Treatment.
In het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg werd reeds eerder Zamboni`s theorie dat 100% van de MS-patiënten CCSVI heeft weerlegt. In het vervolg-onderzoek werd het natuurlijke beloop van CCSVI onderzocht, hetgeen nog niet eerder is beschreven.
Onderzoeksmethode
Bij 52 MS-patiënten en 28 controles zonder MS werd tweemaal een echo-onderzoek verricht, waarbij het echo-Doppler van de halsvaten na gemiddeld 16 weken werd herhaald, zodat het natuurlijke beloop van de eventueel gevonden bloedvat-afwijkingen horende bij CCSVI kon worden beoordeeld. De resultaten van het 1e echo-Doppler onderzoek waren niet bekend bij de onderzoekers ten tijde van het verrichten van het 2e echo-Doppler onderzoek. Geen van de patiënten was in de tussenliggende periode voor CCSVI behandeld.
Resultaten
De resultaten zijn opvallend, CCSVI blijkt te fluctueren in de tijd. Het eerste echo-Doppler onderzoek toonde bij 5 (9.6%) van de 52 MS-patiënten en bij 0 controles CCSVI aan. Bij maar 2 van de 5 onderzochte MS-patiënten met bloedvatafwijkingen die voldeden aan de criteria voor CCSVI op de 1e echo, werd volgens deze criteria bij de 2e echo opnieuw CCSVI vastgesteld. Dit gold ook andersom: bij de 2e echo werden bij 2 MS-patiënten, die bij de 1e echo geen CCSVI hadden, nu wél vernauwde halsaders gevonden waarbij werd voldaan aan de criteria voor CCSVI.
Bij 13 MS-patiënten en 3 controles hadden een vernauwing in de halsader tijdens de 1e echo, tijdens de 2e echo kon dit maar bij 3 van deze 13 MS-patiënten opnieuw worden vastgesteld. Bij de overige 10 MS-patiënten was er geen sprake meer van een vernauwing in de halsaders bij de 2e echo-Doppler. Een MS-patiënt wisselde zelfs van zijde waar de vernauwing zich bevond, tijdens het 1e echo onderzoek werd deze vernauwing links vastgesteld en werden er rechts in de halsader geen afwijkingen gevonden. Tijdens de 2e echo was dit echter precies andersom.
Tevens werd bij 1 controle zonder MS in een periode van 4 maanden in totaal 21 keer de diameter van de halsaders beiderzijds gemeten. Bij de linker halsader bleek in totaal 9 keer sprake van een vernauwing van de halsader volgens de CCSVI-criteria. De overige 12 metingen van de linker halsader toonden juist geen vernauwing. Alle 21 metingen aan de rechter halsader waren normaal.
Bespreking
Duidelijk werd met dit onderzoek dat de vernauwingen in de halsaders die tot de diagnose CCSVI leiden een dynamisch natuurlijk beloop hebben en dus kunnen veranderen in de tijd. Dit natuurlijke beloop pleit tegen de hypothese van Zamboni, namelijk dat CCSVI in oorsprong een aangeboren afwijking is.
Al langer is bekend dat de linker halsader altijd een kleinere diameter heeft ten opzichte van de rechter halsader, een belangrijk anatomisch verschil als er door middel van het meten van de diameter van het bloedvat wordt beoordeeld of het bloedvat vernauwd is. Zowel het bestaan van het door ons beschreven natuurlijke beloop als deze fysiologische variatie in diameter van de halsaders per zijde, wordt niet meegenomen in het originele CCSVI protocol, zoals beschreven door Zamboni en zoals nog steeds sinds 2009 wereldwijd toegepast bij het vaststellen van halsader vernauwingen en de hieraan wereldwijd gekoppelde risicovolle en dure dotterbehandeling.
Onderzoekers: Lennie van den Berg, Maxima MC, Veldhoven, prof.dr. Leo Visser, St Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg
Bron: Plos One, november 2013.