Uit onderzoek blijkt dat een goed lichamelijk functioneren de belangrijkste bijdrage is voor een grotere arbeidsparticipatie in de beginfase van MS. Ook is er een verband tussen een door patiënten zelf ervaren goede werking van het geheugen en minder vermoeidheid in sociale omgang met een verhoogd aantal uren betaald werk.

Meer dan 30% van de mensen met de diagnose MS verliest binnen de eerste vier jaar na het stellen van die diagnose zijn of haar betaalde baan. Met oog op het belang van het hebben van betaald werk voor het persoonlijk welbevinden en sociaal economische status van mensen, is het van belang om te weten welke factoren van invloed zijn op het behouden van een baan.

Met deze gegevens in het achterhoofd vroeg een groep onderzoekers zich af wat de verschillen waren in zelf ervaren lichamelijk functioneren tussen mensen met MS met en zonder betaald werk.
Aan het onderzoek deden in totaal 44 mensen met RRMS mee die allemaal zelfrapportages gaven over hun lichamelijk en cognitief functioneren, depressieve gevoelens, angst en vermoeidheid.

De onderzochte groep mensen met MS met een betaalde baan (57%) rapporteerde een beter lichamelijk functioneren (p<.001), een betere werking van het geheugen (p=.01) en ervoer bovendien een verminderde impact op vermoeidheid in de sociale omgang met anderen (p=.018). Dit in vergelijking met de groep mensen met MS die geen betaalde arbeid verrichtte (43%).

In een lineair regressiemodel bleek het fysieke functioneren de belangrijkste voorspeller van het al dan niet hebben van een betaalde baan. Voor de groep mensen met een betaalde baan correleerde een betere werking van het geheugen (r = 0.54, p = 0.005) en een kleinere impact van vermoeidheid in sociale omgang (r = -0.46, p = 0.029) met een groter aantal werkuren.

Dit onderzoek toont het belang aan van zo lang mogelijk lichamelijk en geestelijk fit zijn na de diagnose MS voor het behouden van betaald werk.

Bron: Van der Hiele K, Middelkoop HA, Ruimschotel R, Kamminga NG, Visser LH.
National Multiple Sclerosis Foundation, Maassluis, The Netherlands; Leiden University, Department of Psychology, Section Health, Medical and Neuropsychology, Leiden, The Netherlands; Medical Psychiatric Centre PsyToBe, Rotterdam, The Netherlands; Leiden University Medical Centre, Department of Neurology, Leiden, The Netherlands;St. Elisabeth Hospital, Department of Neurology, Tilburg, The Netherlands; University of Humanistic Studies, Utrecht, The Netherlands
PMID:25153710 [PubMed – in process] PMCID:PMC4143284

Samenvatting: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25153710