MS-onderzoek in Nederland (30): prof. dr. Chris Polman

In Nederland is sprake van hooggekwalificeerd onderzoek naar MS. Eind vorige eeuw extra gestimuleerd door de benoeming van MS-professor dr. Chris Polman. Met hem begon MSzien zeven jaar geleden deze artikelenserie. Nu de professor zijn directeursstoel van het grootste MS-centrum in Nederland heeft verwisseld voor die van een zetel in de raad van bestuur van het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit in Amsterdam, een goed moment om met hem terug en vooruit te blikken.

Door: Raymond Timmermans

mszien140310-mszonderzoek-polman1Internationale deskundigen noemen hem vaak de belangrijkste MS-onderzoeker van de afgelopen kwart eeuw: prof. dr. Chris Hubert Polman (*1958, Zevenaar, Gelderland). Uit recente wetenschappelijke cijfers blijkt dat hij in elk geval de meest geciteerde onderzoeker is: inmiddels al meer dan 20.000 maal. Heeft zelf ruim 550 onderzoekspublicaties op zijn naam staan.

Een nu bijna afgesloten tijdvak. Want al is hij nog bij veel MS-zaken betrokken, sinds 1 juli 2013 is hij lid van de Raad van Bestuur van het  Medisch Centrum van de Vrije Universiteit (VUmc) in Amsterdam. Gelijktijdig benoemd met voorzitter drs. Wouter Bos, de oud-minister van Financiën en voormalig vicepremier. Samen met prof. dr. Wim Stalman vormen ze de top van dit samenstel van medische faculteit en ziekenhuis.

Verspreid over diverse gebouwen, meer dan 700 bedden, 2500 studenten, in totaal ruim zesduizend medewerkers. Prof. Polman heeft in zijn portefeuille nu de patiëntenzorg. Een dag in de week, de donderdag, is hij zelf trouwens nog actief op de MS-poli. Al zegt hij er meteen bij: “Ook daar komt misschien wel een moment dat ik ermee moet ophouden, dat het niet meer in het belang van de patiënt is dat ik doorga. Ik ben namelijk alle andere functies die met MS te maken hebben al aan het afbouwen. En zeker mijn betrokkenheid bij onderzoek zal heel minimaal worden”.

Niet aan actualiteit ingeboet

Daarom hoog tijd hem nog eens aan te spreken als bij uitstek deskundige op MS-gebied. Als een soort vervolg op deel 1 in deze onderzoekserie, zeven jaar geleden. Met indertijd opvallende stellingen, die niet aan actualiteit lijken te hebben ingeboet. “In de jaren dat ik op deze plaats en in deze functie bezig ben geweest met multiple sclerose is mijn grootste teleurstelling, dat het vertalen van nieuwe inzichten naar betere behandelingen zo traag gaat. Het gaat om kleine stapjes en maar heel af en toe een grotere”.

Desgevraagd zegt de professor nu, dat nog steeds het nut van medicijnen voor mensen met MS tamelijk beperkt is. ”Ik denk dat de huidige MS-medicijnen voornamelijk effectief zijn tegen het voorkómen van aanvallen, relapses, Schubs, niet zozeer tegen de geleidelijke en vaak progressieve achteruitgang”.  Al denkt hij tegelijkertijd dat in de komende tien jaar toch vorderingen zullen worden gemaakt met middelen die ook de progressie kunnen stoppen.

‘MS-verpleegkundige belangrijker’

Veelzeggend is zijn toevoeging: “Al zijn er vooral voor mensen met beginnende MS juist de afgelopen 25 jaar belangrijke geneesmiddelen gekomen, als interferon, natalizumab en fingolimod, in de praktijk is voor een deel van de patiënten nu nog de MS-verpleegkundige belangrijker dan die medicijnen”. 

Waarmee hij overigens niet wil zeggen dat dan maar het aantal zorgverleners voor mensen met MS onbeperkt moet toenemen. Op het symposium in november 2013, ter gelegenheid van enerzijds het 15-jarig bestaan van het Amsterdamse MS-centrum en anderzijds het afscheid van hem als algemeen directeur daarvan en van zijn rol als MS-onderzoeker, hield hij zijn gehoor voor: “Het aantal zorgverleners rondom iemand met MS zou niet te groot moeten zijn. Dat staat goede zorgverlening in de weg”.

Als nadere uitleg geeft hij nu: “Teveel zorgverleners betekent dat de patiënt tegengestelde geluiden gaat horen en dat de verantwoordelijkheid voor moeilijke beslissingen wordt afgeschoven van de ene hulpverlener naar de andere”.

Internet en de ‘CCSVI-hype’

Voor wat die verschillende geluiden betreft onderkent hij ook het risico van teveel gemakkelijk verkrijgbare informatie. Op het symposium was daarover zijn stelling: “De mogelijkheden om informatie te zoeken via internet zijn wellicht een beetje te groot. Door de hoeveelheid aan informatie die te vinden is, ziet men door de bomen het bos niet meer”.

Hij neemt dat overigens niet MSweb kwalijk, integendeel: “Maar naast goede informatie is er via internet ook veel onzinnigs te vinden, daar neergezet door onwetende mensen, of mensen met verkeerde bedoelingen. De CCSVI-hype, om maar eens een concreet voorbeeld te noemen. Die heeft naar mijn mening veel mensen tot domme dingen gebracht”.

CCSVI staat voor Chronische CerebroSpinale Veneuze Insufficiëntie, en is zo geduid door de Italiaanse onderzoeker Paolo Zamboni. Kort gezegd doelt hij daarmee op een vernauwing van de halsaders, die MS tot gevolg zou kunnen hebben. Te verhelpen door die aders te verbreden, te dotteren. Een methode die niet steunt op ruim aanvaard wetenschappelijk onderzoek, daarom niet door verzekeraars wordt vergoed, maar die inmiddels wel veel MS-patiënten op eigen kosten hebben laten toepassen.

Prof. Polman wijst erop hoe kwetsbaar mensen met MS in dit verband zijn. “Vroeger wisten ze niet wat ze moesten doen omdat er zo weinig over hun ziekte bekend was. Nu weten ze het niet omdat ze verward raken in een te grote hoeveelheid informatie”.

Koetsier

Studeerde geneeskunde aan wat toen heette de Katholieke Universiteit Nijmegen, nu de Radboud Universiteit. Begon in 1982 aan de VU in Amsterdam zijn opleiding tot neuroloog en raakte door zijn opleider van toen, prof. dr. J.C. Koetsier, in het bijzonder geïnteresseerd in MS. Sinds 1986 als neuroloog werkzaam bij het VUmc, in 1994 benoemd tot hoogleraar neurologie, de eerste professor in de neurologie met als specialisatie MS, vanaf 1998 algemeen directeur van het toen met financiële steun van de Stichting MS Research opgerichte MS-centrum van het VUmc.
In de loop der jaren onder zijn leiding uitgegroeid tot wat algemeen wordt gezegd een van de top5 MS-centra in de wereld. Sinds 2011 was hij er bovendien afdelingshoofd neurologie, even later in combinatie met de functie directeur medische zaken van het VUmc. Behandelde in de loop der jaren vele duizenden mensen met MS.

Geen ander vakgebied geambieerd?
“Brandweerman… Politicus…  Maar niet erg serieus geworden”

MRI en de Polman-criteria

Nooit erop uit zichzelf in de volle aandacht te zetten. Als het even kan roemt hij vooral het instituut VUmc, in het bijzonder als het gaat om onderzoek naar het in beeld brengen van MS met behulp van de zogeheten MRI-technieken. Een onderzoeksveld dat volgens prof. Polman te rekenen is tot de belangrijkste wetenschappelijke uitvinding aller tijden.

In de toepassing ervan heeft hij een belangrijke rol gespeeld. Was namelijk enkele jaren geleden de voorzitter van een commissie voor het herzien van de diagnostische criteria voor MS. Dat werden dus de zogeheten Polman-criteria. En daarbij speelt de MRI een belangrijke rol. Want aan de hand van die criteria kunnen artsen met behulp van MRI nu met grotere zekerheid en sneller vaststellen of iemand MS heeft.

Speeltjes

Op het symposium in november hield hij overigens ook zijn collega-onderzoekers een spiegel voor. “De ontwikkeling van nieuwe geavanceerde technieken voor het doen van onderzoek is fantastisch. Maar een techniek moet niet het uitgangspunt zijn van een onderzoek. De vraag die opgelost dient te worden moet toch het uitgangspunt zijn”. En hier geeft hij als nadere uitleg: “Het gevaar is dat die nieuw gevonden technieken, noem het speeltjes, gebruikt gaan worden omdat ze zo mooi zijn, omdat het zo spannend is er mee te spelen, en niet omdat ze ingezet worden om een belangrijke vraag te beantwoorden”.

Een verkapte waarschuwing aan zijn collega’s om bij alle ontwikkelingen ook op de kosten te letten. “Om de medische zorg betaalbaar te houden, zullen we er niet aan ontkomen scherpere keuzes te maken”.
Tegelijkertijd waarschuwt hij ervoor, dat zeker als het om medisch onderzoek gaat niet in de eerste plaats zal mogen worden gelet op de mogelijke financiële baten. “Ik hoop nog steeds dat de farmaceutische industrie ook uitgenodigd of zelfs gedwongen zal kunnen worden om bij te dragen aan onderzoek en voorzieningen waarvan de commerciële opbrengsten op de korte en zelfs middellange termijn klein zullen zijn. En op dit vlak mag trouwens ook van de overheid een grotere betrokkenheid en meer geld worden verwacht. Het is opvallend dat vele partijen willen mee-oogsten als er sprake is van succes bij onderzoek, maar weinigen vooraf willen mee-investeren”.

‘Behandelbare ziekte’

Begeleidde tussen 1997 en 2013 ruim 30 mensen naar de doctorstitel. Vervulde diverse bestuurlijke functies in nationale en internationale organisaties op het gebied van MS, zat in de redactieraden van internationaal vermaarde bladen in zijn vakgebied zoals de Lancet Neurology, was voorzitter van de wetenschappelijke adviesraad van de Stichting MS Research en die van het Reumafonds Nederland en adviseur van een tiental grote farmaceutische bedrijven.
Vaak geprezen of onderscheiden, zoals in 2010 met de Winkler-medaille van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Een gouden gedenkpenning ter nagedachtenis aan prof. dr. Cornelis Winkler (1855-1941), grootmeester op het gebied van de hersenstructuren. Eens in de vijf jaar gaat die medaille naar de Nederlander die de meest verdienstelijke bijdragen heeft geleverd op het gebied van de neurologische wetenschap. De jury was in 2010 unaniem van mening dat professor Polman die prijs toekomt. “Omdat door het werk van onderzoekers zoals Chris Polman MS een behandelbare ziekte is geworden”.

Samen met het AMC?

Getrouwd; drie kinderen. Woont buiten de stad op een twintigtal kilometer van zijn werkplek en is nu dus een van de drie leden van de Raad van Bestuur van het VUmc. Waar van hem wordt verwacht dat hij veel overleg voert, eerstens met mensen binnen het VUmc maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld met verzekeraars. “En dan gaat het natuurlijk heel veel over geld. Maar we praten ook over samenwerking met andere zorgverleners. Misschien een nauw samengaan met het andere grote ziekenhuis hier in Amsterdam, het AMC”.

Bij de aanvaarding van zijn nieuwe functie zei hij “ernaar uit te zien mede leiding te mogen geven aan een organisatie die grote ambities heeft om nieuwe ontwikkelingen in onderzoek en patiëntenzorg met elkaar te verbinden. (…) Mijn ervaringen met patiënten met multiple sclerose hebben mij geleerd dat je trouwens alleen de meest optimale zorg kunt bieden in samenspraak met patiënten”.

Zijn we door zijn overstap nu niet een belangrijke voorman kwijt in het MS-onderzoek?
mszien140310-mszonderzoek-polman2“Ik heb tal van goede opvolgers, wereldwijd, en zeker ook in Nederland”. Als directeur van het Amsterdamse MS-centrum en hoofd van de afdeling neurologie treedt prof. dr. Bernard Uitdehaag in zijn voetsporen. Hij stond centraal in de delen 17 en 18 van deze artikelenserie.
Maar prof. Polman wijst direct ook op al die andere medewerkers van het Amsterdamse MS centrum. Die hij  zeker niet zal vergeten.

Op het symposium in november kreeg hij zijn eigen portret als mozaïek van 1500 foto’s van vijftig van de huidige medewerkers van het MS-centrum.
Waaraan hij direct toevoegt voor de MS-patiënten zelf in dit gezelschap de grootste bewondering te hebben. “Het is een erge kwaal en toch slagen deze mensen er vaak in nog iets moois van hun leven te maken. Is hun motto vaak: geniet van wat je nog kan en focus je niet op wat je niet meer kan. Daar kan ik nog wat van leren”.

De eerste foto in dit artikel is gemaakt door fotograaf A. Eldrigde, in opdracht van VUmc Amsterdam.
De tweede foto  is gemaakt door Pieter van Lierop. Prof. Polman houdt een mozaïek vast, bestaande uit 1500 weergaven van 50 medewerkers van het MS-centrum van het VUmc. De professor kreeg het als afscheidscadeau overhandigd.

MSzien is deze artikelenserie begonnen in het voorjaar van 2007. Eerder kwamen aan het woord prof. dr. Chris Polman, prof. dr. Frederik Barkhof, prof. dr. Rogier Hintzen, prof. dr. Jon Laman, prof. dr. Erik Boddeke, dr. Eric Ronken, drs. Hugo Hurts, dr. Sandra Amor, dr. Inge Huitinga, dr. Wia Baron, dr. Leonie Boven, dr. Bert ’t Hart, dr. Jeffrey Bajramovic, dr. Brigit de Jong, prof. dr. Raymond Hupperts, dr. Freek Verheul, dr. Sjef Jongen, dr. Stephan Frequin, prof. dr. Jacques De Keyser, prof. dr. Otto Roelf Hommes, prof. dr. Bernard Uitdehaag, drs. Dorine Siepman, dr. Wieneke Mokkink, Marco Heerings (Nurse Practitioner), prof. dr. Elga de Vries, dr. Lizette Ghazi-Visser, prof. dr. Jack van Horssen, prof. dr. Piet Stinissen, prof. dr. Jeroen Geurts, dr. Thea Heersema, drs. Hanneke Hulst en dr. Inge Huitinga. Alle artikelen in deze serie zijn geschreven door Raymond Timmermans. Eindredacteur is Louis Weltens.

MSweb archiveert de artikelen in de rubriek Meer over MS > wetenschap  onder het motto: ‘MS-onderzoek in Nederland’. De meest recente afleveringen zijn ook te vinden in de rubriek Magazine.

Eerder verschenen in MSzien nr 1, 2014

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.