Op 5 december zijn we, na een jaar van veel verdriet en crisis door het plotseling overlijden van een geliefd familielid, begonnen aan een  prachtige rondreis door Sri Lanka. Aansluitend hebben we zes dagen doorgebracht op Angaga Island.

Op 26 december zullen we weer naar huis gaan. Met een klein watervliegtuig worden we opgehaald en naar de luchthaven van Male gebracht. Dit vliegveld is niet meer dan één airstrip die de zee in loopt en een luchthavengebouw. We checken in en als we de paspoortcontrole zijn gepasseerd gaan we naar boven naar de airportlounge. Het is negen uur in de ochtend.

Een van de grote flatscreens is afgestemd op CNN. De verslaggever vertelt over een enorme aardbeving op Sumatra. De omvang van de ramp dringt dan nog nauwelijks tot me door. Dan komt het water…

De luchthaven van Male wordt  met geweld overspoeld door een enorme golf en is even niet meer zichtbaar. Als de vloedgolf zich terugtrekt ligt de airstrip vol met rommel, stenen en koraal. Naar later blijkt is dit eiland zo klein dat de Tsunami hier niet echt veel grip heeft kunnen krijgen. Wat hebben we geluk gehad. We waren nét op tijd boven in het gebouw… een half uur later dan waren we waarschijnlijk door het geweld van de golven meegenomen…

Op een tv scherm in een van de winkeltjes van de luchthaven is te zien welke verschrikking zich heeft voltrokken op het grote hoofdeiland Male. Daar zijn veel gebouwen verwoest en lopen mensen tot hun middel in het water.  De  verschrikkingen worden die dag met het uur groter. CNN verhaalt van de enorme verwoestingen die de Tsunami…

Tsunami? Die term ken ik alleen maar van mijn lessen kunstgeschiedenis lang geleden. In mijn verbeelding zie ik een beeld van Japanse houtsnijwerken die vaak de Tsunami als thema hadden waarop een enorme, metershoge golf van water te zien is. Zo’n golf?! Onmogelijk! Maar het is niet onmogelijk. Het is waar. Sumatra, Thailand, India, Sri Lanka, de Malediven…allemaal overspoeld door het geweld van het water. Niet te bevatten…

In de uren daarna dringt de onmetelijke omvang van de ramp steeds dieper tot me door. Ik zie op TV de beelden van Galle, de stad waar we nog geen week eerder doorheen liepen. Het water stroomt nu met verwoestend donderend geweld door de straten. Autobussen, auto’s, tuk-tuk’s, wrakhout en lichamen met zich meevoerend. Een groepje mensen probeert zich wanhopig vast te klampen aan een muurtje. Drie, vier van hen worden meegesleurd. Hartverscheurend. Beelden, steeds meer beelden van plekken waar we geweest zijn. Alles is kapot, alles is verwoest. Ontelbaar veel mensen, niet te bevatten aantallen kleine kinderen overvallen door het nietsontziende geweld van het water. De trein van Galle naar Colombo is honderden meters landinwaarts gesleurd. Van de vele honderden die in de trein zaten zijn er maar een handjevol ontsnapt. Ik kan het nauwelijks bevatten. Ik wordt als het ware naar de beelden toe gezogen maar kan het, wil het niet geloven… Verbijsterd. Het snijdt me diep in mijn ziel.

48 uur later kunnen we naar huis.
Wij landen, als eerste Nederlanders uit het rampgebied, op het vliegveld van Düsseldorf. Er zijn mensen die ons vragen hoe we het maken. Het dringt niet echt tot me door. Alles lijkt wel in een waas aan me voorbij te gaan. Ik lijk verdoofd. Ik wil alleen maar naar huis. O nee, ik wil eigenlijk terug. Iets doen. Ik voel me zo ontzettend onmachtig. Leeg. Bang. Zou het waar zijn dat er echt ZO VEEL mensen dood zijn? En hoe is het met alle mensen die wij ontmoet hebben. Ik vrees het ergste.

Als wij de luchthaven uitlopen worden we overdonderd door tientallen felle lampen en camera’s. Ik kijk er opzettelijk langs heen. Wil weg van deze sensatiezoekers. Het lijkt alsof de omvang van deze onmetelijke ramp nog niet echt in Nederland  is doorgedrongen . De taxichauffeur die ons ophaalt had er tenminste nog niets van gezien, zegt hij. Op tweede Kerstdag was de televisie niet aangeweest en verder had hij gewerkt.

Naar huis. Ik heb het koud. Zo koud.
’s Nachts kan ik niet slapen. Ik loop de hele nacht door het water. Zoek… zoek… waar naar? Zo gaat het nachten, weken, achtereen. Ik loop maar door het water en zoek. Ik kan me niet meer concentreren, harde geluiden kan ik niet verdragen, voel me extreem onveilig en verdrietig, vanaf 26 december heb ik diarree en ik word de hele dag naar de televisie gezogen.

In de weken die volgen gaat het niet veel beter met me. Ik merk dat ik alle verschijnselen van een Post Traumatische Stress Stoornis vertoon. Een bevriende psychiater bevestigt het beeld. Ik vind al snel hulp bij een goede psychotherapeut die me behandelt met een speciale methode gericht op post traumatische stress. Het lijkt te helpen.

Op 2 maart krijg ik voor het eerst een enorme Schub. Voor mijn gevoel hebben het verdriet van het afgelopen jaar en de enorme stress die de Tsunami mij gaf alles te maken met deze Schub. Volgens de neuroloog kan ook de tropische warmte een bijdrage hebben geleverd. Echt bewijzen kan niemand dit maar ik voel het verband heel duidelijk.

Joke
Lees volgende keer het verhaal van Joke over haar ‘supersnelle diagnose’.