
Voor me op tafel liggen 2 losgeknipte armbandjes. Een roze en een gele. Ze gaven me toegang tot Oerolvoorstellingen en speciale Oerolaanbiedingen. Ze hebben 2 weken hip om mijn pols zitten te zijn, lichtelijk contrasterend met mijn verdere verschijning: wat vormeloos in een electrische rolstoel, terwijl je er als vrouw op Oerol juist zo spetterend mogelijk mag (moet?) uitzien.
Vooraf heb ik online kaartjes besteld voor voorstellingen waar het bekende icoontje bij stond. Ongeveer eenderde van de voorstellingen was bij toeval rolstoeltoegankelijk, de anderen per ongeluk niet. Ik heb niet gezien dat er voor rolstoelers expres iets aan toegankelijkheid was gedaan. Behalve op het festivalterrein: daar stond een Dixie voor gehandicapten, toch een beetje vooruitgang.
Het toppunt van een onbedoeld Oerolstoeleffect ondervond ik bij een voorstelling van Taat. Daar stond een bouwwerk dat als onderdeel van de experience geheel was gebouwd door Oerolbezoekers volgens het plan van de Taatarchitecten.
Als een reuze Jenga-toren van honderden houten balken verbeeldde het een stervormig kasteel dat vele perspectieven bood. Dat was dan ook de bedoeling van de bedenkers: je met behulp van het bouwwerk bewust worden van het thema ‘gemeenschap’.
De eerste opdracht aan onze gelegenheidsgroep luidt: ‘Kies een positie die uitsluiting uitdrukt’. Nou voel ik me niet zo snel uitgesloten, dus vooruit: ik ga nadrukkelijk met mijn rug naar de groep toe staan. Niks voor mij, merk ik.
‘Kies een positie die interactie uitdrukt’. En iedereen klimt de treden op om samen, dicht bij elkaar, in het midden te gaan staan. Ik blijf noodgedwongen buiten, op de grond, niemand let op mij.
Pas als ik, toevallig, de leider wordt, realiseert iedereen zich dat ik er niet in kan. Vanaf dat moment beslist de groep dat we gewoon alle opdrachten buiten doen, zittend in het gras. Het bouwwerk laten we links liggen.
De volgende dag lees ik in de Oeroldagkrant bij de wijzigingen: “de voorstelling van Taat is niet rolstoeltoegankelijk”.
Dat is jammer, want het was een zinvolle ervaring!
Ik vermoed dat er te weinig rolstoelers zijn. Dat de meeste mensen ze domweg nooit meemaken. We zijn een kleine minderheid tenslotte, logisch dat daarvoor de architecten de wereld niet aanpassen, toch?
Maar: in Nederland zitten 225.000 tot 250.000 mensen in een rolstoel*. Per gemeente van 20.000 inwoners zijn dat er 266!
Waar verstoppen zij zich toch? En waarom? Misschien omdat architecten dat niet weten.
Nel, juni 2015
*Van hen wonen er circa 160.000 tot 185.000 zelfstandig en ongeveer 65.000 in een instelling, zoals een verzorgings- of verpleeghuis. Er zijn circa 150.000 mensen die de rolstoel vrijwel permanent gebruiken (84.000 zelfstandig wonenden en 65.000 instellingsbewoners).
Bron: Factsheet Sociaal Cultureel Planbureau 2011
Foto: Saris & den Engelsman Media/Nieuws/Publiceren