
Ik strijk goed, zullen we maar zeggen
Een jonge moeder met MS, zelfs in haar postcode: zo haalde Judith Beverdam (toen 32) uit Steenwijk in juni 2000 het blad MenSen. Stralend met haar nieuwste aanwinst, haar dochter Megan, op de voorpagina. Haar tweede, want vijf jaar eerder kreeg ze haar zoon Leroy. Wij zijn nu ruim twee jaar later. Tijd om even te zien hoe het er nu bijstaat in huize Beverdam.
Door: Nora Holtrust
Eerst een korte samenvatting van het voorafgaande. Judith Beverdam vertelt: “Ik ging zo’n vijf jaar terug met een oogzenuwontsteking naar de dokter. Ik wist wat het was, want ik herkende het gevoel van een jaar of twaalf daarvoor. Toen had ik ook een oogzenuwontsteking”.
Maar twaalf jaar daarvoor ging de ontsteking over, na het slikken van een flinke dosis vitaminen. Nu kwam ze bij de oogarts terecht en krijgt ze betrekkelijk snel daarna de diagnose MS. Die diagnose zet het leven van Judith en haar partner Barry flink op zijn kop.
Judith is dan enerzijds blij dat er een verklaring is gekomen voor haar eeuwige moeheid maar anderzijds verdrietig omdat ze moet accepteren dat ze een ziekte heeft die nooit meer over gaat. “Ik vond het soms nog erger voor Barry, dat ik hem met een zieke vrouw opzadelde, dan het feit dat ik ziek was. Hij dacht dat hij de hoofdprijs had maar hij kreeg een vrouw met MS. Nou ja, ik strijk goed, zullen we maar zeggen”.
Zo dacht Barry zelf er niet over. Hij zegde zijn baan op en zocht ander werk. Omdat hij in de horeca werkte, maakte hij lange uren, ook ’s avonds. Door een andere baan te nemen kon hij meer thuis zijn en Judith helpen, ook bij de opvoeding van hun zoontje.
Na een tijdje herneemt het leven min of meer weer zijn gewone loop. Judith is dan inmiddels gestopt met werken om voldoende energie voor het huishouden en het gezin over te houden. En op een gegeven moment begint ze over een tweede kindje na te denken. Na lang wikken, wegen en praten met Barry over de vraag of je voor kinderen kan en mag kiezen als je weet dat je MS hebt is de conclusie dat ze zich niet door de MS van een tweede kindje wil laten afhouden. En zo komt Megan op de wereld, met een gewone thuisbevalling en in een recordtijd van vier uur.
Onzichtbare problemen
Het is nu twee jaar later. Leroy is zeven en Megan is inmiddels twee. Hoe kijkt Judith tegen haar beslissing van toen aan? Gaat het allemaal goed in huize Beverdam? Zo op het eerste oog in ieder geval wel. “We hebben in het begin wel wat problemen gehad met Megan. Met vijf maanden bleek ze een heupafwijking te hebben. Ze heeft tot ze een jaar was een ‘broek’ moeten dragen en daarna nog een aantal maanden alleen ’s nachts. Dat is natuurlijk niet leuk voor zo’n kind en voor mij extra vermoeiend met tillen en dragen. Maar nu gaat alles gelukkig goed.
Ook met mijzelf. Behalve dan die vermoeidheid. Ik kan soms best jaloers zijn op mijn gezonde vriendinnen. Als ik zie wat die er allemaal nog naast doen, dan denk ik: waar halen jullie toch de puf vandaan. Twee kinderen opvoeden is voor mij echt al vermoeiend genoeg. Maar ja, je ziet verder aan mij niks. En de meeste mensen hebben er helaas maar heel weinig begrip voor dat je zo vaak moe bent.
Laat ik vooropstellen dat ik de kinderen nooit zou willen missen, geen van beiden. Maar als ik alles van te voren had geweten, misschien was ik dan wel nooit aan kinderen begonnen. Het is toch best erg zwaar”.
Nou maakt Judith het zichzelf ook niet erg makkelijk. Ze zou misschien best wat hulp in de huishouding kunnen krijgen, maar, zegt ze “ik geef moeilijk iets uit handen en eigenlijk ben ik er ook te krenterig voor. En wat de kinderen betreft doe ik het ook liever zelf. Ik denk gewoon dat ik het zelf het beste kan. Straks gaat Megan wel af en toe een paar uurtjes naar de peuterspeelzaal, maar een hele dag op een crèche, daar voel ik niet zoveel voor. Ik doe het liever zelf, ook al ben ik daardoor dan soms echt dood en doodmoe”.
De mannen in het gezin
En hoe gaat het met de mannen in het gezin? “Leroy is geen gemakkelijke jongen. Dat komt misschien ook wel een beetje door alle spanningen die er in het begin van de diagnose waren. Een kind merkt er misschien toch meer van dan je denkt. Ik zorg dat ik altijd goed op tijd bij school ben, om hem op te halen. Want hij is snel in paniek. Misschien toch sneller bang dat er iets met mij gebeurt. Hoewel, van de MS merkt hij toch niet zo veel. Voor hem ben ik pas ziek als ik een migraine-aanval heb. Zo’n aanvaleen terugval in - of opflakkering van - MS. Een periode met klachten, die ook wel schub of exacerbatie wordt genoemd. Meer... kan een paar dagen duren en dan ben ik echt helemaal van de kaart.
Toen ik net de diagnose had, hebben we in feite ons hele leven op die MS ingericht. Je maakt je zorgen over van alles en nog wat, wat er misschien kan gebeuren. Op een gegeven moment went dat allemaal wat meer. En toen is Barry ook weer in de horeca gaan werken. Dat werk doet hij veel liever en het verdient bovendien beter. En we hadden allebei zoiets van: wanneer ik echt hulp nodig zou hebben, bijvoorbeeld ook met mijn persoonlijke verzorging, waarom zou Barry dat dan moeten doen? Daar zijn toch vast wel potjes voor. Hij doet dus wel veel in het huishouden, maar juist voor die persoonlijke verzorging heb ik zoiets van: dat moet een ander maar doen, niet Barry en zo denkt Barry zelf er ook over.
Wat een probleem blijft, dat is het verschil in energie. In het begin hadden wij daar ook best wel ruzie over. Natuurlijk heeft Barry meer energie dan ik en als hij dan ’s avonds alleen wegging, dan was ik kwaad en opstandig. Jaloers eigenlijk. Maar dan zei Barry, en terecht, ja, maar ík ben niet ziek. Ik heb geen MS. Laatst gingen Barry en ik samen een avondje stappen. Maar dat moet ik dan nog dagen daarna bezuren”. Dat doe ik dus niet meer. Dat is het me niet waard.
Ik ga tegenwoordig gelijk met de kinderen naar boven. Nog even TV kijken en dan slapen. Barry komt toch pas ’s avonds laat thuis. Dus, dat hij weer in de horeca is gaan werken, komt zo eigenlijk best wel goed uit”.
De pil
Ik voel me eigenlijk beter dan een tijd geleden en ik gebruik inmiddels helemaal geen medicijnen meer. Geen Interferon en ook ‘de pil’ niet meer. Ik las op een gegeven moment de bijsluiter van die pil (Trinovum) en daar las ik dat bij gebruik van deze pil de MS-klachten kunnen verergeren. De huisarts en de neuroloog wisten er niets van. Maar ik ben gestopt en daar ben ik echt van opgeknapt. Inmiddels schrijven ze die pil trouwens niet meer voor.
Ik heb niet zo veel mensen met wie ik eens over MS kan praten. Mijn familie woont niet in de buurt en ik geloof dat mijn vriendinnen er liever niet over. praten. Ze vragen zelden hoe het met me gaat. Dat vinden ze denk ik eng of zo. Mijn hartsvriendin denkt dat het zo goed met me gaat omdat ik zo’n optimistisch type ben. Dat het met een pessimistisch type slechter met de MS zou uitpakken. Ik schrijf wel met iemand die MS heeft. Die heeft contact met me gezocht nadat dat eerste artikel is verschenen. Jammer genoeg moet ik soms wel wat lang op zijn antwoord wachten, maar ik heb daar in ieder geval altijd veel aan.
Over het algemeen ben ik inderdaad wel positief ingesteld maar na de geboorte van Megan heb ik een soort post-natale depressie gehad. Ik ben toen een poosje naar een psycholoog geweest en dat heeft me toen geholpen. Ik heb wel het idee dat mijn psyche is veranderd. Dat mijn gevoel is afgevlakt. Ik ben bijvoorbeeld minder gevat dan vroeger. Ik kan minder uitbundig lachen maar het verdriet gaat ook minder diep. Maar al met al gaat het best wel goed met mij en de kinderen zou ik voor geen goud willen missen. En Megan, dat is echt mijn trofeetje.
Uit: v/h@mensen.nl 2002, nr 2