
Woensdag
Ik arriveer bij het ziekenhuis. Bij de receptie vraag ik of iemand me naar de afdeling kan brengen, zodat ik zelf niet hoef te lopen. Mijn vraag klinkt ontspannen en vanzelfsprekend. Met hetzelfde gemak wordt mij aangeboden om plaats te nemen achterop een golfkarretje. Een gepensioneerde vrijwilliger die eruitziet als een Els of Truus bestuurt het ding.
Truus heeft als kind denk ik leren autorijden in de botsauto’s. Ze sjeest met een rotgang behendig tussen schuifelende echtparen en patiënten met infuuspalen door.
‘Incontinentie, is dat urologie of gynaecologie’ vraagt ze me? ‘Vermoedelijk urologie, maar’ vertrouwt Els me toe, ‘ik heb zelf een verzakking en daarvoor moet je bij gynaecologie zijn.’ Ze geeft me het gevoel dat die verzakking een band tussen ons schept.
Ze drukt het gaspedaal weer flink in. Op goed geluk slaan we linksaf richting route 36.
Bij de balie urologie word ik enthousiast onthaald. ‘Dit is die mevrouw die voor incontinentie komt!’, roept de receptioniste naar collega Ellen. Ellen komt naar me toegesneld. ‘Hoi, ik heb jou aan de telefoon gehad en ik ga zo meekijken met mijn collega!’ Ze lijkt zich te verheugen.
In de wachtruimte zit ik tussen mannen van mijn vaders leeftijd. Zakken plas met plakkertjes worden ingeleverd aan de balie. Er komt een vrouw binnengedruppeld die aanspraak zoekt. Ze vraagt zich af waarom ziekenhuizen zo wit zijn, aangezien zij zelf zo’n knoeipot is.
Het mondkapje van Ellen zakt steeds naar beneden. Haar wat grote, aanwezige neus lijkt het stukje stofEen in de biochemie vóórkomende natuurlijke en scherp te onderkennen en te beschrijven chemische stof, bijvoorbeeld het aminozuur alanine (C3NO2H8), glucose (C6O6H12) als bestanddeel van glycogeen enz. enz. Meer... niet te accepteren. Ellen zegt dingen als ‘Je moet dat lekker gaan onderzoeken’ en ‘Het is gewoon wat klooien in het begin’.
Voorzien van een kartonnen tas – waar de materialen om zelfstandig te katheteriseren discreet in verstopt zijn – neem ik afscheid van de dames en zie ik Truus arriveren in haar botsauto. Samen zoeven we weer door de gangen en ik geniet van het kleine beetje wind door mijn haar en de meters die geruisloos onder mij opgevreten worden.
Niemand weet wat er in de tas zit, niemand weet waarom ik op het karretje zit, je kunt niet naar iemands binnenkant kijken. De verzakking van Els kan ik óók niet zien.
Fotografie: Maxim Wermuth
Ohhh, wat leuk geschreven! Grappig ondanks het onderwerp. Chapeau Ilse. Ik ‘zat’ trouwens he-le-maal bij in het karretje, zo écht geschreven. Ik weet nu ook wat er in jouw tas zit, haha… Groeten van Ania