
Heb ik een nieuw huis loop ik daar toch gewoon weer te mopperen.
Want wie heeft de boterhammen alweer gesmeerd, wie heeft de was alweer gedaan en wie staat de poep uit een schoenzool maat 27 te peuteren? Ik kan het leven niet aan, denk ik dan. Wat een slecht idee ‘het leven’. Waarom zou ik dit doen? Samenwonen in één huis.
Hoe kómen we erbij? Waarom? Laat ik het gewoon niet meer doen. En die kleine tweevoeter met zijn onuitputtelijke energie, zijn hoeveelheden tekst, zijn eindeloze ‘mama mama luister je wel’ en ‘mama je praat door mijn woorden heen’ en zijn plotselinge drama’s. Dit is niet goed voor me. Laat ik het niet meer doen.
In gedachten sluit ik me dan op in de slaapkamer met een briefje op de deur ‘NIET STOREN, ik ben er deze week niet, laat me met rust’. Of neem ik de trein. Naar Spanje bijvoorbeeld. Dan maak ik daar het leven simpeler. Dan pel ik de dagen af tot de kern. Tot een minimum aan activiteiten. De oudste spin van de wereld werd 43, omdat ze bijna haar hele leven in een goed beschermd holletje woonde en nauwelijks energie verspilde. Daar wil ik een voorbeeld aan nemen.
Als ik mijn gemopper thuis beu ben, sla ik soms echt op de vlucht. Dan loop ik een rondje buiten. De deur van het idee samenleven even achter me dichtgetrokken. Mijn kop in de wind, handen in mijn jaszakken en dan met ferme pas door de straten.
Die ferme pas verbeeld ik me. Het is een herinnering die ik nog voel in mijn lijf. De werkelijkheid is een verhitte vrouw, zwalkend door de straten van haar nieuwe wijk. Ik probeer bij alle huizen naar binnen te kijken om te zien hoe het er daar aan toe gaat, maar ik moet ook op het trottoir letten zodat ik niet struikel.
Na een tijdje koel ik af en denk ik ‘alles goed en aardig maar je kunt ook overdrijven, mopperkont die je bent’. Dan haal ik eens diep adem, kijk naar de lucht en denk ‘iedere avond weer een donkere hemel en de maan, nu zijn de bomen kaal, over een tijdje komen er weer blaadjes aan’. Ik strompel verder en blijf voor mijn eigen huis stilstaan.
Kijkend naar mijn eigen leven. Ik zie een klein jongetje op de bank zitten met een boek. Hij lijkt aandachtig te lezen, maar ik weet dat hij dat nog niet kan. Achter de piano zit de vader van het jongetje. Het ziet er fijn uit. Ik besluit nog een tijdje te kijken voordat ik weer aanhaak.
Zo is het goed.
Fotografie: Maxim Wermuth
Dit bericht heeft 0 reacties