Tweemaal per jaar is het zo ver: dan word ik losgelaten op de lapjesmarkt in Utrecht. Ik weet niet wat het is met mij, maar zodra we die markt naderen gaan bij mij de oren plat, slaat het wit voor de ogen, komt het schuim op de lippen en weet ik niet hoe snel ik uit de auto moet komen. Onder luid protest rol ik nog even snel de portemonnee van mijn lief, grijp m’n stok en spring (nou ja, springen…) de ‘ring’ in.

column-120929-mariette-lapjesfetisjistHet lapjesfetisjisme zat er bij mij al op jonge leeftijd in. In een gezin met vier meiden en één zoon was het op kledinggebied niet altijd een vetpot. Mijn moedertje maakte daarom heel veel kleren zelf. Niet in de laatste plaats omdat zo’n kledingstuk met kinderen in de groei zo weer niet meer de goede maat was. Of – toen we groter werden – niet meer in de mode. Eigenlijk nog erger dan te klein.

Dus terwijl veel van mijn vriendinnetjes thuis na school werden opgewacht door moeders met de obligate pot met thee, werd ik opgewacht met dezelfde obligate pot met thee én de naaimachine. Want dan was mijn moedertje weer op de fiets ’s morgens naar de markt geweest en had ze weer een paar leuke lapjes op de kop getikt. Het moge geen toeval zijn dat ik vervolgens textiel ging studeren. Het is mij zogezegd met de theelepel ingegoten.

Van de lapjesmarkt word ik altijd enorm vrolijk. Al die kleurtjes, al die potentie voor creativiteit, al die inspiratie! En ja – en da’s wat minder – ook: al die mensen. Laat ik het zo zeggen: ik ben niet de enige die zich als een blind paard zeer begerig op al dat lekkers stort. Vooral de kramen waarbij de stoffen voor € 1,- of € 2,- de meter worden ‘weggeven’, zijn immens populair. Daar staan dan ook drie rijen dik van die graaiende mensen voor.

Nu ben ik weliswaar lang, ruim 1 meter 80, maar ook – zeg maar – mank. En blinde paarden hebben daar lak aan. In mijn tijdelijke rolstoeltijd was er helemaal geen doorkomen aan. Dan zit je echt op de verkeerde hoogte. Mensen vinden je vervelend in zo’n ding, hebben echt totaal geen begrip, en ikzelf zit steeds te hopen dat ze – excusez le mot – hun billen bij elkaar houden. Maar ik moet zeggen, met een stok ben je niet eens irritant maar compleet onzichtbaar.

Niemand gaat een centimeter voor je opzij, met andere woorden: ze lopen dwars door je heen. Kijken verstoord als je je niet snel genoeg uit de voeten maakt. Of ze trappen in hun greeddoodgemoedereerd de stok onder je uit. En als je daar dan wat van zegt krijg je een vuile blik. Nou ja, waarschijnlijk maakt het onderdeel uit van het integratiebeleid van chronisch zieken in de maatschappij. ‘Je wilt toch geen bijzondere positie? Nou, bij deze!’

Misschien kun je ook concluderen dat lapjesfetisjisten onder elkaar geen prettig volk is. Mijzelf natúúrlijk uitgezonderd. Maar om heel eerlijk te zijn ben ik niet gehaaid genoeg. Ik zie die rijen graaiende handen en denk: ‘Wegwezen!!’. Maar dan kom je als manke lapjesfetisjist niet aan je gerief. Een bezoek aan de lapjesmarkt is voor mij pas bevredigend wanneer er minstens drie lapjes worden gekocht, waarvan zeker twee uit de categorie ‘geinig voor zeeeeer weinig’. Dus zit er niets anders op dan de stok stevig vast te pakken, mensen bruut opzij te duwen en me over te geven aan de graaigretigheid der blinde paarden.

De eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik vaak tussen de bomen echt het bos niet meer zie. Gelukkig is daar dan altijd mijn lief. Nadat hij – door mij vakkundig beroofd van portemonnee – braaf de auto heeft geparkeerd komt hij naar de lapjesmarkt om me een beetje te helpen. Dan hoor ik twee kramen verderop ineens: “Marjetje, kom eens kijken! Is dit wat je zoekt?” En vaak heeft hij dan tussen al die graaivingers net het juiste stofje te pakken. OK, dan krijgt hij ook z’n portemonnee weer terug.

Kortom: het leven van een manke lapjesfetisjist zoals ik gaat niet over rozen. Maar er zijn lichtpuntjes. Ik word ‘slechts’ twee keer per jaar losgelaten. En: gelukkig voor mij zijn er nog de onlinestoffenwinkels. Bij lange na niet hetzelfde als the real thing, maar wel een stuk veiliger.

Mariëtte, september 2014

Fotografie: Martin de Bouter