Wouter Godijn

Uitgeverij: Contact, Amsterdam
ISBN: 9789025419257

In zijn dichtbundel ‘Zieken breken’ heeft Godijn zijn ziekte MS op een oorspronkelijke wijze in beeld gebracht. Zijn vorige bundel De karpers en de krab (2003) werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Zijn roman De dood van een Poezie die een beetje op Wouter Godijn lijkt (2007) stond op de Libris long list. De nieuwe bundel is ongetwijfeld interessant voor mensen met MS: hé, dit gaat ook over ons!

Recensie: Marja Morskieft

Op één van de eerste warme zomerdagen rijd ik op mijn scootmobiel naar een rustige buitenwijk van Groningen. Wouter Godijn (1955) ontvangt me hartelijk in een licht en vrolijk huis. Heeft hij hier de thema’s angst, pijn en walging in poëtische taal omgezet, zoals zijn uitgever beweert?
Godijn debuteerde met een roman: Witte tongen in 1997. Tien jaar later verscheen zijn tweede roman De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt, een fascinerend verhaal over een schrijver die in coma ligt en een boek schrijft. Hij schreef het vlak nadat hij te horen kreeg dat hij waarschijnlijk MS onder de leden heeft. Zijn nieuwste, inmiddels vijfde poëziebundel Zieken breken verschijnt binnenkort bij uitgeverij Contact.

Schrijver of dichter?

Is Godijn meer een schrijver of een dichter? Godijn vertelt dat het idee schrijver te worden als kind al vóór in zijn hoofd zat. Hij begon aan verschillende studies (psychologie, geschiedenis en sociologie) maar de drang tot schrijven bleef. ‘Heel lang’, vertelt hij ‘lukte het niet. Ik had een aanloop van wel zestien jaar, schreef een dikke roman waarmee ik langs uitgeverijen ging. De reacties waren wel positief, maar uitgegeven werd ik niet.’

Godijn gaf les aan journalistiekopleidingen, schreef poëziekritieken voor het Nieuwsblad van het Noorden. Zijn tweede roman werd bij Contact gepubliceerd op voorspraak van zijn vriend Nanne Tepper, en kreeg goede recensies. Maar of hij een schrijver is? ‘Dat wisselt erg en ligt aan het moment waarop je me spreekt. Poëzie vliegt me meer aan, gaat me makkelijker af. Daarom heb ik het zelf lang niet serieus genomen, noch poëzie van mezelf, noch die van anderen. Nu lees ik veel poëzie, Nederlandse dichters, maar de beste vind ik toch: Lars Gufstaffson, Tomas Tranström en Czeslaw Milosz.’

Zijn bundels, vier inmiddels, zijn door de landelijke pers zeer goed ontvangen. Zo noemde Kees ’t Hart ‘Alle kinderen zijn van glas ‘ De beste poëzie van 2000. En behoren Ilja Pfeiffer en Gerrit Komrij tot zijn fans. De voor de VSB Poëzieprijs genomineerde bundel De karpers en de krab is er een die je vaker oppakt en herleest: de gedichten kabbelen vrolijk voort en lijken soms, door de lange zinnen, meer op poëtische verhalen. Ze beschrijven het dagelijks leven, maar geven niet direct hun betekenis prijs. Soms zijn de beelden verrassend herkenbaar. Vaak ook vol groteske invallen en bizarre humor. De dichter spreekt de lezer direct aan en neemt hem mee in zijn verlangens en vragen. Hij deelt zijn gepieker en versprekingen met ons. Zware zaken worden gerelativeerd: ‘Een beetje pijn lijkt me wel fijn.’

Zijn en niet zijn (en hoe dan wel), de dood, het land tussen slapen en waken, zijn thema’s die Wouter Godijn onderzoekt, of Wouter Godijn vermomd als iets anders (als een boom of een konijn!). Dat maakt ze tot een enerverende leeservaring, je gaat meedenken en vragen stellen aan de dichter. De karpers en de krab is vooral een ontroerend en grappig poëzie-verhaal.

MS in de poëzie

Waarom nu een verzameling gedichten met de onderwerpen angst, walging en pijn? En vanwaar de behoefte de donkere kant van ziek zijn te verwoorden? Godijn: ‘Mijn andere bundels heb ik als Wouter Godijn geschreven. Deze als Wouter Godijn die als een auto tegen een boom is terechtgekomen.’ Dit beeld zullen mensen met MS wel herkennen: het gevoel dat je een gecrashte auto bent. Of dat er een vrachtwagen over je heen is gereden….’

Godijn is al jaren ziek, had last van merkwaardige klachten. Zoals: al fietsend de duinen niet meer opkomen. Hij verzon altijd wel een reden: een griepje, het klimmen der jaren. Artsen stuurden hem vaak weg. Zijn huisarts moest wel lachen toen hij binnenkwam met: ‘Deze meneer doet het niet meer.’ (De twee mannen in Zieken breken). Dat was ook zijn ervaring: zijn ledematen luisterden niet naar hem. Inmiddels is geconstateerd dat hij ziek is en dat het wel erg op MS lijkt.

Het besef dat hij onomkeerbaar ziek is heeft zijn leven en ook zijn blik als schrijver veranderd. Soms is MS een kwelgeest, maar vaak ook levert het onverwachte meevallers op: als schrijver is Godijn zich meer bewust geworden van de betrekkelijkheid van de tegenstellingen leven-dood en ziek-gezond. Hij hoort nu ’tot de andere kant’, de wereld van de zieken. (De zieken breken in zijn wereld in!)
Ziek zijn bracht ook opluchting: ‘ Nu hoef ik niet meer bang te zijn voor wat me allemaal kan overkomen. Het erge is al gebeurd. Er zijn ook momenten van euforie, als er iets wél lukt. Je kunt ongehoord blij zijn als je geluk ervaart’, aldus Godijn.

Vrij snel nadat hij de diagnose gehoord had, begon hij aan zijn roman De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt. Godijn zegt hierover: ‘Het werken daaraan heeft me van depressiviteit gered. Ik kon veel dingen niet meer door mijn ziekte: schrijven voor de krant, lesgeven, maar wél een roman schrijven. Dat heeft me erg goed gedaan.’

Zieken breken

In Zieken breken is MS ook zijn taal binnengedrongen. Er staan beelden in die wellicht voor mensen met MS al te bekend zijn: de zusjes Pijn en Kwelling uit De zusjes en de antilopen klinken vertrouwd. Net als de wanhoop uit Nog klateren:
Alles ging goed/ tot jij mijn benen binnenkroop en zei: / (als een licht in het donker) Nu ben ik jou./ Sindsdien klopt de kou / en staat de zomer leeg met een bord ´Bouwval´/ op de gammele, groen uitgeslagen deur. Dokter/ moet nu echt komen. Gauw!

Wondermooi is het gedicht Mijn ziekte; dat zou wel eens een klassieker kunnen worden:

Mijn ziekte is een meisje:
ze zit met schokkende schouders in de tuin te huilen
op een bankje onder een fragiele berk
met gebruikmaking van een minuscuul zakdoekje.Troostend sla ik een arm om haar heen.
Ik ben zo klein, klaagt ze,
zo zwak. Wat moet ik beginnen?Ach, zeg ik vaderlijk. Dat gaat altijd zo.
In het begin is het niks.
Maar je zult groter worden
en sterk. Je zult hoog boven mij uit toornen.
Jij zult alles zijn
en ik zal aan je voeten liggen.

Meen je dat? Zegt ze, haar betraande hertenogen
op mij richtend. Ja hoor, zeg ik, zo zal het gaan.
O, kwinkeliert ze, je hebt me zo geholpen!
Als ik jou niet had!

En ze omhelst me alsof ze me nooit meer los zal laten.

Uit: Zieken breken

 

Wonderen

Aan het eind van ons gesprek draagt Godijn een gedicht voor uit de bundel Alle kinderen zijn van glas(2000). Hij brengt het tot leven met heel zijn lichaam, stembuigingen en ondeugende ogen. Het is een vilein gedicht, over Ikea en dikke zwembadvrouwen. Ook zichzelf spaart hij niet:   ‘en ik denk: ik proef iets wat bedorven is/  maar dat zal ik zelf wel zijn.’

Kinderen van glas, zwembadvrouwen. Ik moet er erg om lachen. Want ondanks zinnen als ‘Pijn kwam op een mooie zomerdag/ en vroeg: “Mag ik bij je zijn?” sprankelt zijn poëzie van levenslust en zinnelijke beelden. Er is verval, dood en lelijkheid, maar het is mogelijk die met een humoristische blik te beschouwen. Godijn laveert tussen het ene en het andere uiterste met een vanzelfsprekendheid die je accepteert. Het leven is een hoop narigheid en raadselachtig bovendien, maar ook om te lachen en om je over te verwonderen.

‘Waarom zijn er zo véél wonderen- alsof er iets achter moet worden verborgen.
Wij mogen nooit weten wat. Dan zou alles voor niets geweest zijn’.
Uit: De karpers en de krab (2003)

Eerder verschenen in MSzien (2),  juni 2008